dinsdag 19 mei 2009

In het hoofd, op de tong

Gedachten in je hoofd zijn helder, concreet en absoluut. Vooral als je je er in alle rust aan wijdt/overgeeft.

Het gekke is, dat wanneer je ze uitspreekt, wanneer je je gedachten vertaalt van latent aanwezig naar verbaal, wanneer je ze dus letterlijk ‘uit’, ze ook daadwerkelijk uit je mond komen en daarmee vluchtig worden. Ineens zijn het dan ‘maar’ woorden. Is de samenhang die in je gedachten zo scherp was zoek. Een denkproces kun je dus maar beter niet verbaal verstoren…

Eigenlijk gaat het al ‘mis’ zodra je de woorden ‘ja, dat zou weleens kunnen werken’, of ‘dát is een goed idee!’ over je lippen laat gaan. Het idee staat dan nog in je geheugen gegrift, maar het denkproces dat daaraan voorafging, de logische samenhang die tot dat goede idee leidde, is vluchtig geworden. Het is – of beter nog: je bent – dan letterlijk ‘uit je hoofd’. Uitspreken lijkt dus uit den boze.

Het grappige is dat schrijven wél werkt. De woorden komen automatisch uit je pen, maar omdat je ze niet uitspreekt, blijf je tijdens het schrijven bij je gedachten – je tast het denkproces niet aan. Aparte gewaarwording.

Het lijkt erop dat het denkproces in de bovenkamer en het proces van verbaliseren niet naast elkaar kunnen bestaan. Dus ook wij vrouwen kunnen niet altijd twee dingen tegelijk.. Voldoende spreekwoorden en gezegden die dit kracht bijzetten: ‘het hart op de tong hebben’, ‘veel geschreeuw en weinig wol’, ‘loze woorden’.

Geen wonder dat de grote denkers van deze wereld een vaak wat teruggetrokken bestaan leiden. En geen wonder ook dat grote yogi’s, of andere ‘goeroes’ door de eeuwen heen met zulke ware levenswijsheden zijn gekomen na een periode van terugtrekking in stilte en meditatie.

Zelf had ik nooit echt bij dit proces stilgestaan, totdat het me in een moment van bezinning letterlijk gebeurde: ik had een interessante gedachtegang, dacht dat het goed zou zijn die op te schrijven, en terwijl ik pen en papier pakte zei ik hardop “da’s boeiend!”. En.. weg was ie.. En met geen mogelijkheid meer terug te halen.. Althans: wel het uiteindelijke idee/de conclusie van mijn overwegingen, maar niet de achterliggende argumentatie. Alsof m’n hersenkwabben zich hier overheen hadden gesloten zodra ik m’n mond open had gedaan. Zouden die twee samen scharnieren? Mond open = hersenkwab dicht…?

Dit verklaart wel waarom ik – de extravert, de flapuit – nog weleens ineens iets wil roepen in bijvoorbeeld een vergadering, wat ik dan niet goed kan onderbouwen. Daar is dan een heel denk- en argumentatieproces aan vooraf gegaan in mijn hoofd, maar vanaf het flapuit-moment en de ‘spotlight’ is dat ver te zoeken. Ik sta dan letterlijk met m’n mond vol tanden. “Geloof me nu maar, in mijn hoofd was hier een heel duidelijke reden voor, dus mijn stelling is steekhoudend” is natuurlijk niet echt een sterkt overtuigend item richting je collega’s. Wellicht in het vervolg dus toch maar eerst uitdenken, dan in stilte opschrijven en pas dán het woord nemen. Je wat introverter opstellen hoeft nog niet zo gek te zijn..

Luisteren, naar je eigen gedachten of de woorden/gedachten van anderen is dus erg belangrijk. Maar ook erg moeilijk. Als je ziet dat één uitgesproken woord je volledig uit je gedachtenstroom, je ‘flow’, kan halen, dan is het – wetende dat er nog 1.001 andere afleidingen bestaan – niet zo vreemd dat mensen zich letterlijk opsluiten/afzonderen als ze echt hun gedachten ergens bij moeten houden. Dit verklaart ook dat mediteren, écht met jezelf zijn, één met je gedachten, lang niet voor iedereen een makkie is. Vooral niet voor de extravert, die vaart op externe impulsen en daar uit gewoonte vrijwel acuut aan toegeeft.

Wetenschappers, onderzoekers en andere analytici kunnen dus voor eenieders bestwil maar beter (aangeleerde) introverten zijn. Vandaar wellicht dat de meeste bèta-personen als ‘nerds’ bestempeld worden: zij zijn in staat zich – zelfs in aanwezigheid van anderen – volledig in hun eigen wereldje terug te trekken. Maar zij komen wel – en juist daardoor – tot briljante vindingen. “Nerd” is dan ook een woord dat mijns inziens is verzonnen en ook enkel wordt geuit door de extraverten onder ons (veel ook de alpha'ers), misschien wel gewoon uit (onbewuste) jaloezie, een gevoel van on(be)grijpbaarheid. De extravert is dit ‘terugtrekken’ vreemd, dus hij ziet dit al snel als ‘onsociaal’ gedrag. Aan de andere kant zal hij nooit (of in ieder geval slechts sporadisch) tot geweldige wetenschappelijke bevindingen komen, daarvoor is zijn aandachtsspanne te kort.

“Nerd” wordt daarmee bijna een ‘liefkozend’ woord. Dat de nerds onder ons dat even weten!

Geen opmerkingen: